De leerkracht fluistert een makkelijk woord in bij een kind, bijv. tafel, juf,
kast, school, boterham.
Dit kind vertelt er iets over aan de groep, zónder het woord te noemen. De
groep raadt welk woord het kind omschrijft. Wie het raadt is aan de beurt om
het volgende woord te omschrijven.