Onderbouw
Vertel iets aan de kinderen over een woord of het thema waar je in de klas mee werkt. Is het waar wat je vertelt? Dan gaan de kinderen staan en fladderen ze met de armen. Is het onzin wat je vertelt? Dan blijven de kinderen zitten.
Voorbeeld: In de lente leggen de vogels een ei.
In de lente vallen de blaadjes van de bomen.
De kelder zit altijd boven in het huis. enz.